Kort gezegd: het gebied tussen je camera en de horizon dat scherp wordt weergegeven.
Als je een foto maakt, stel je scherp op je onderwerp. Maar dat ligt niet in een plat vlak. Soms worden dingen achter je onderwerp ook scherp. Of ervoor. Hoe groter dat gebied, hoe groter de scherptediepte.
bekijk onderstaande foto’s maar eens. Beide zijn scherpgesteld op de voorste kandelaar. De scherptediepte is niet gelijk.

Foto met grote scherptediepte
Foto met geringe scherptediepte

Waarom sturen op scherptediepte?

Door bewust delen van de foto onscherp te laten worden, kun je de aandacht beter richten op je hoofdonderwerp. Daarom wordt bij portretten vaak gewerkt met weinig scherptediepte. De achtergrond vormt dan geen afleiding. Bij een landschap wil je vaak juist weer veel scherptediepte, zodat alles mooi scherp op de foto staat.

Op de foto hiernaast staat het bloemetje mooi alleen in beeld: kleine scherptediepte (f1.7 bij deze foto). Als er veel scherptediepte zou zijn geweest, was deze bloem nauwelijks te onderscheiden van de bloemen op de achtergrond.

Een foto zoals van deze straat vraagt juist om veel scherptediepte. Wanneer veel, wanneer weinig scherptediepte? Het is ook vaak een kwestie van smaak. Ik kom er nog wel op terug in de topic over compositie. Over het algemeen geldt: gebruik de scherptediepte om je onderwerp beter uit te laten komen.

Hoe stuur je de scherptediepte?

Daarvoor is de lensopening: diafragma. Een grote opening levert weinig scherptediepte, een klein gaatje juist veel meer. Met de meeste (spiegelreflex) objectieven kun je een diafragma waarde instellen van f5.6 tot f22. Op de camera kun je de programmakeuze instellen op diafragma voorkeuze: Av (Aperture value). Je stelt zelf vooraf met een draaiwieltje of +/- knopjes de gewenste diafragma in (5.6 voor weinig scherptediepte, 22 voor veel scherptediepte). Via de belichtingsautomaat zal de camera zelf de bijbehorende sluitertijd bepalen, dus daar hoef je je geen zorgen over te maken.   Vaak is het ook mogelijk om in de P stand via een draaiwieltje of met + en – knopjes de combinatie van diafragma en sluitertijd aan te passen. Je kunt dan in je display of door de zoeker zien welke diafragma wordt gebruikt.   Als je onderwerp dichtbij staat (in extreem geval bij macro foto’s) luistert het verschil in scherptediepte veel nauwkeuriger dan bij een veraf gelegen onderwerp of landschap.

Extreme diafragmawaarden vermijden?

Veel fotografen vermijden de uiterste instellingen voor diafragma. Bij de meeste goedkopere (lees: betaalbare) lenzen wordt dan de beeldkwaliteit negatief beïnvloed. Bij de grote opening (f4.0 of f5.6) verlies je scherpte naar de hoeken toe. Alleen het midden is echt goed scherp, de randen worden wat waziger. Bij de zeer kleine opening is de scherpte over de hele foto wel gelijk, maar verlies je een klein beetje scherpte. Het is dan dus ‘net niet’ als je de foto op je computer helemaal inzoomt. Persoonlijk vind ik het eerste geen bezwaar, het tweede wel. Ik gebruik gewoon de grootste opening, vaak gaat het om macro of andere zaken waarbij de randen geen rol van betekenis spelen. Bij een landschap zou ik zeggen dat f16 echt voldoende scherpte geeft, je hoeft dan niet naar f22 of zelfs f32 toe voor een mooie foto. Vergeet niet, dat de sluitertijd bij f32 ook omhoog schiet, en je al snel naar een statief toe zou moeten…

En nu aan de slag

Je leert het beste door te doen. Aan de slag dus. Ga maar eens naar buiten, zoek een mooie closeup, bijvoorbeeld een bloemknop of boomtak. Maak dan eens twee foto’s, met weinig en veel scherptediepte. Dan kun je later zien hoe verschillend het wordt. Zo leer je je camera beter kennen en ontwikkel je ook je ‘reflexen’ als het om de juiste instellingen gaat.
Probeer niet alleen een dichtbij-onderwerp, maar ook een landschap met verschillende diafragma-instellingen!